De Morgen. Luc Huyse : Ook in de rechtspraak schijt de duivel meestal op de hoogste hoop

 


Luc Huyse - Protest na het arrest in het Reuzegom-proces.

Beeld Joris Casaer - Tine Schoemaker

Luc Huyse is emeritus hoogleraar sociologie. Zijn publicaties zijn te lezen op luchuyse.be.

Luc Huyse 23 juni 2023, 03:00

Het verdict in de Reuzegom-zaak heeft Vlaanderen aan het denken gezet. Het was nodig en het is nuttig gebleken. De minister van Justitie en de magistratuur kregen de kans om te herhalen dat de rechtsregel eenvormig en hard is. Dat daarom de vonnissende rechter altijd boven het gewoel staat en zwijgt.

Er waren ook kritische bedenkingen, heftig en luidruchtig. Telkens viel een woord, klassenjustitie, waarvan al lang gedacht is dat het voorgoed verdwenen was. Die aanklacht komt langs twee verschillende wegen. Voor de enen is de rechtspraak, als overheidsapparaat, de schuldige voor wat er misgaat. Zo komt vooral de rechterlijke macht in het vizier. De anderen zoeken het in de grove machtsongelijkheid tussen wie op de rechtbank verschijnt.

Ik leg beide visies op de snijtafel. Nu en dan dient de Reuzegom-zaak nog als voorbeeld. Maar de focus verschuift wel naar de rechtspraak in al haar vertakkingen.

Vooringenomen rechters?

Kunnen rechters partijdig zijn en zelfs zorgen voor klassenjustitie? Natuurlijk niet, zeggen politici en magistratuur, want de volgzame en correcte toepassing van de rechtsregel zit in het hart van de rechtsstaat. Goed, dat is het grondwettelijk principe. Maar de realiteit is anders.

Elke rechterlijke beslissing is in wezen politiek. Laat daar geen misverstand over ontstaan. Zelfs wie de regel minutieus volgt, bestendigt het bestaande en weegt juist daardoor al op het beleid. Dat betekent dat ook een herinterpretatie van een regel door rechters gerechtvaardigd kan zijn. Soms moet het ook. Meer en meer slagen parlement en regering er niet in om binnen een redelijke termijn wetgevend werk te voltooien. Het gevolg is dat de rechter als het ware uitgenodigd wordt om, via het vellen van vonnissen en arresten, een algemene gedragslijn uit te zetten. (Dat is wat in de late jaren 80 rond de wijziging van de abortuswetgeving is gebeurd.)

Bovendien is er de continue aanvoer van kreupele en onafgewerkte wetten. Hoe meer mist in een rechtsregel, hoe vaker rechterlijke interpretatie mogelijk en zelfs nodig is. Daardoor promoveren rechters, vaak ongewild, de facto tot plaatsvervangend wetgever. Uiteraard ligt dan de weg open voor partijdigheid.

Vijfentwintig jaar geleden heeft het Dutroux-debacle voor politieke bezinning gezorgd. In korte tijd produceerde de federale regering tientallen wetsontwerpen, waarvan er enkele vrij vlug door het parlement wet zijn gemaakt. Die daadkracht is wel geleidelijk uitgedoofd. Opnieuw draagt de politieke klasse een enorme verantwoordelijkheid. Wie, met andere woorden, alleen de magistratuur onder schot neemt, vergist zich van doelwit.

Elke rechterlijke beslissing is in wezen politiek. Maar leidt dat vandaag tot klassenjustitie, tot rechtspraak die onbewust of zelfs opzettelijk rekening houdt met al bevoorrechte individuen en groepen? We hebben het decennialang niet willen weten. Er was, zei men, geen geld en vooral geen goesting voor zelfonderzoek. Die mentaliteit dringt tot op vandaag door, ook in de nasleep van de Reuzegom-zaak. De Kamercommissie Justitie vroeg de regering de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ), een onafhankelijk overheidsorgaan, te belasten met een onderzoek naar wat er kan ontspoord zijn. De HRJ heeft snel laten weten dat hij forfait geeft. Hij kan zich “niet uitspreken over de inhoud van een rechterlijke beslissing. Dit is een basisbeginsel van de rechtsstaat.”

De minister van justitie vertelde onlangs wel dat hij hoopte dat het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens en de universiteiten voor diepgaand onderzoek zullen zorgen. Outsiders dus. We zullen wel zien.

De andere klassenjustitie

Onlangs schreef Bart Eeckhout dat in de rechtspraak “niet iedereen dezelfde kansen krijgt om alle bestaande rechten voluit te benutten. En dat klasse-aspect is wat het bredere publiek zo beroert en blijft beroeren in deze zaak.” Kati Verstrepen, de voorzitter van de Liga voor Mensenrechten, noemde deze vorm van klassenjustitie de zoveelste gedaante van een sociale ongelijkheid die maar niet wil wijken. “We moeten verder werken aan de strijd tegen ongelijkheid”, schrijft zij. Gemakkelijk zal het niet zijn. Want wie met de rechtbank te maken krijgt, in straf- en andere zaken, komt in een ware hordeloop terecht.

Ik neem een veelvoorkomend voorbeeld. Een alleenstaande vrouw met twee kinderen huurt een appartement in een blok van de plaatselijke sociale huisvestingsmaatschappij. Al na korte tijd merkt zij dat insijpelend vocht twee muren beschadigt. De syndicus reageert niet op haar herhaalde klachten. Op de zetel van de huisvestingsmaatschappij hoort zij alleen vaag geformuleerde beloften. Vrienden suggereren haar een beroep te doen op de vrederechter. Dat doet ze. Dan stuit ze op de eerste van drie hordes. Ze moet kunnen aangeven waar ze juridisch gezien recht op heeft. Tweede drempel: exact weten wie aansprakelijk is voor de aangerichte schade. Is het een buur, de syndicus of de huisvestingsmaatschappij? En, laatste horde, de concrete formulering van een op wetgeving gebonden eis.

In de Amerikaanse vaktaal gaat het om de opeenvolging van namingblaming en claiming. Deze gang van zaken ligt in elke rechtbank procedureel verankerd. En precies daardoor ontstaat telkens opnieuw de sociale ongelijkheid waarvan Kati Verstrepen spreekt. Slagen in deze drievoudige wedloop lukt velen niet. Het is hier zoals in het onderwijs, in de gezondheidszorg, op de huisvestings- en de arbeidsmarkt: “Wie heeft, dien zal gegeven worden” (Mattheüs 12-13). Of, in de volkse roepnaam van het mattheuseffect, ‘ook in de rechtspraak schijt de duivel meestal op de hoogste hoop’.

De rechtbank als ongelijkheidsmachine

Hoe werkt deze rechtbankversie van wat Paul Goossens een ongelijkheidsmachine noemt? De situaties waarin dat gebeurt variëren sterk. Gemakshalve breng ik deze verscheidenheid terug tot twee botsende types van omgang met rechtspraak.

Er is de rechtbankganger, een persoon of een organisatie, die van de eerste tot de laatste stap bevoorrecht is. Voorbeelden? Een verzekeringsmaatschappij, de VDAB, stedelijke projectontwikkelaars, de Leuvense huisjesmelkerij van de familie Appeltans, de malafide onderaannemers op de bouwwerf van Borealis, de Reuzegommers. In de sociologie van het recht staan zij te boek als repeat players.

Eerder opgedane ervaring met het gerecht zorgt voor een voorsprong. Er is vertrouwdheid met de taal van het recht. Netwerking met soortgenoten levert kennis voor eigen nut op. Vrienden, een rector van een universiteit bijvoorbeeld, kan vroeg in een strafzaak pleiten voor mededogen voor jonge beklaagden. Sommigen hebben zelfs informele toegang tot het rechtbankpersoneel. Maar bovenal is er de inzet van externe expertise, vooral in de gedaante van advocaten. Zij kennen de wegen en de omwegen van de rechtspraak. Namingblaming en claiming vormen geen onoverkomelijke drempels.

Zo nodig zijn er procedurele manoeuvres die de rechtsgang vertragen. Soms dient dat om de tegenspeler zo te ontmoedigen dat deze het opgeeft. Dat soort druk is zelfs preventief in te zetten. (Het is mij overkomen. Op een vrijdagmiddag in 1992 bespreek ik het gedrag van repeat players met de studenten van de derde licentie rechten. Daarbij passeert, als casus, een zaak waarin een groot Vlaams familiebedrijf betrokken partij is. In de late avond, bij mij thuis, is er een zurig telefoongesprek met een van de betrokkenen. De volgende morgen belt een gerechtsdeurwaarder aan. Er wacht mij, zegt zijn missive, een proces wegens smaad – omwille van mijn uitspraken tijdens het college. Zo gaat dat in die kringen.)

Veeg alles wat voorafgaat weg en zie hoe ongelijk de machtsverhoudingen in rechtszaken kunnen zijn. Voor de al besproken huurder van een sociaal appartement, voor de gepeste overheidsambtenaar die gerechtigheid zoekt, voor de bewonersgroep die de inplanting van een kantoorcomplex in haar buurt wil aanvechten, voor alle one shotters zoals de wetenschap hen noemt. Dit zijn de ware slachtoffers van klassenjustitie.

Ebbe en vloed

Crisissen in de rechtspleging zijn van alle tijden. Maar de intensiteit waarmee ze komen varieert in een ritme dat aan ebbe en vloed doet denken. In de vroege jaren 70 lag de wereld van justitie onder hevig vuur. Kranten spraken van een gerecht dat ervaren wordt als ‘iets onmenselijks. De rechtstaal, de gerechtszalen, de lange termijnen wekken vervreemding.’ En er is ‘(...) de bombastische architectuur van onze gerechtshoven binnen dewelke de mufheid en het archaïsme – in kledij zowel als in taalgebruik – hoogtij vieren’.

Het is ook de tijd waarin de wetswinkels ontstaan. Studenten rechtsgeleerdheid geven gratis juridisch advies. In Leuven is dat onder meer Stefaan De Clerck en in Gent Johan Vande Lanotte. Vijfentwintig jaar later is de eerste wetswinkelier minister van Justitie en de tweede minister van Binnenlandse Zaken. Als Dutroux ontsnapt, nemen beiden ontslag. En na nog eens een kwarteeuw volgde de Reuzegom-zaak.

Is dat in het justitiebeleid het ritme van ebbe en vloed? Heeft het te maken met het komen en gaan van generaties in de politiek, de media en de magistratuur? Wat ook het antwoord is, de feiten vragen opnieuw om een publieke en diepgravende bezinning.

Als u dit artikel gelezen hebt, kunt u altijd onze petitie ondertekenen>>

 

Reacties